Wild kamperen in Mandersloots jungle

 

Angelique Spaninks, opening Jan van Hoof galerie, 20 12 2008

 

Even voor de goede orde: wild kamperen is ten strengste verboden in Nederland. In heel Europa eigenlijk. Maar Nederland zou Nederland niet zijn als er geen uitzonderingen op de regel werden verzonnen. Zo ontdekte ik ter voorbereiding op deze column dat er een ‘bijna wilde’ variant bestaat die paalkamperen heet. Dat doe je dus op door staatsbosbeheer aangewezen plekjes in de vrije natuur. Daar worden een paal en een pomp geslagen en in een straal van 10 meter om pomp en paal heen, mogen dan maximaal 3 tentjes staan. Niet meer. Typisch Nederlands, om zelfs wildheid te reguleren. Maar er zijn natuurliefhebbers die het er graag mee doen in hun drang naar een zuchtje avontuur. Maar dit terzijde.

Als cultuurliefhebber ben ik persoonlijk meer geinteresseerd in het wild kamperen dat hier komende weken aan de rand van het Bossche Broek een vrijhaven heeft gevonden. Het wild kamperen volgens Marjolijn Mandersloot om precies te zijn. En dat heeft – vooralsnog – weinig van doen met tentjes en slaapzakken, al verzekerde ze me in haar atelier dat uit een slaapzak of een leuke De Waard vast ook hele aardige wezens te toveren zijn.

Wild kamperen volgens Marjolijn (en Hans natuurlijk, want er wordt achter de schermen volop samengewerkt aan dit oeuvre) opent een jungle van verbeelding, een kudde van kunst. Verschillende diersoorten inclusief de homo sapiens bevolken de ark van Mandersloot zoals u hier om u heen kunt zien maar vooral ook kunt lezen in de aanleiding voor deze avond: het mooie boek met daarin al het werk van de laatste jaren. Bladerend door de eerste drukproef stuitte ik meteen op de werken die me eerder al een glimlach ontlokten. De snöffelende Google bijvoorbeeld is een persoonlijke favoriet die ik voor t eerst hier in de galerie leerde kennen. Hij zag er zacht en aaibaar uit, als een knuffel maar bij nadere beschouwing bleek zijn zwarte vacht behoorlijk hard want van warm brons.

Ook de Make Over ezeltjes ademen op het eerste gezicht onschuld. Het zijn overduidelijk deemoedige ezeltjes de kop wat hangend, zonder details maar daardoor niet minder sprekend. De lading komt als je beseft dat ze zich omhuld hebben met een geleende huid. De totale make-over, van koe tot ezel, zet subtiele vraagtekens bij onze maakbare wereld, bij het lenen van identiteiten maar ook bij de grote betekenis die aan het begrip identiteit wordt gehecht. Zijn deze ezels minder ezel omdat ze van koeienhuid zijn? En wat betekent de harige huid voor de Wild at Heart meisjes?

De materiaalkeuze geeft de speelsheid van Marjolijns beelden gewicht, vaak letterlijk maar ook figuurlijk. Het spel van hard en zacht, van plooiing en textuur, van klinkt-als en lijkt-op, maar is toch net anders dan je zou verwachten. Dat is het spel dat Marjolijn feilloos speelt, en ook telkens op een bij haar oeuvre passend next level weet te brengen. Daarbij vindt ze haar eigen stek temidden van meer en minder bekende geestverwanten die vergelijkbare spellen spelen van Claes Oldenburg en Jeff Koons tot Silvia B en Tom Claassen.

Sommige critici raken in de war van het effect dat niets is wat het lijkt. Zelf merk ik vooral dat Marjolijns beelden op een lichte maar niettemin onontkoombare manier mijn verbeelding prikkelen. Prettige verwarring dus, die ruimte schept. Want dat is wat er gebeurt bij het kijken naar het werk van Marjolijn; je ziet direct een herkenbare vorm, of het nu een konijn is of een ezel, een groepje meiden dat poses ontleend aan Charlie’s Angels of een gorilla. Je ziet ook waar die vorm uit is opgebouwd, de naden en de draden, de plastic zakken, de lappen foam en de huiden. Voeg daarbij dan nog de eigentijdse titels en je hebt al drie niveaus’s waarop je als kijker vrij eenvoudig en zonder poespas toegang kunt krijgen tot ieder beeld. Eenmaal binnen gaat het dan bijna als vanzelf verder en dieper. Omdat de vorm op de emotie speelt, soms vertederend dan weer stoer. Omdat het materiaal uitnodigt te voelen en betasten, verrast te worden door wat je vingertoppen je vertellen terwijl je ogen iets anders denken waar te nemen. En tot slot omdat de titel vrijwel altijd associaties losmaakt, soms met humor dan weer met een licht kritische ondertoon. Zoals de Vondeling, een aan de straatstenen gezette huisvriend of toch een dichtgeknoopte vuilniszak. Of de Badgast, op de omslag van het boek, een leeuwenkop met een leren handdoek om zijn nek, als waren het zijn manen. Komt ie net uit het zwembad of misschien toch uit de boksring? Zijn brede neus is er krom genoeg voor...  En het Zwarte Schaap, dat zit er toch vrij nochalant onderuit gezakt bij. Er gaat nauwelijks dreiging van uit, maar we weten allemaal beter. Kijk hem niet aan want hij pakt je.

Zijn de beelden hier in de galerie van binnenhuis formaat, Marjolijns werk komt ook in de buitenruimte tot leven. Dat zie je eveneens terug in het boek. Ook buiten gaat het spel met de materialen gewoon door, aangevuld met een scherp gevoel voor proportie en enscenering. De polyester hondjes aan de Postjesweg bijvoorbeeld zijn de hoedenplank al lang ontgroeid, zonder echter in te boeten aan herkenning. Sterker nog ze kijken weg van het verkeer het park in. En doordat zij dit doen doen wij het ook en plaatste de gemeente er een bankje bij. Staan ze toch weer bij de achterbank, maar dan anders.

Hetzelfde geldt voor de leeuwen die ze momenteel maakt voor een park in een vernieuwbouwde wijk van Maastricht. De plannen van de architect deden haar denken aan een arena waardoor het leeuwenmotief voor de hand lag. De naaimachine ging aan en al snel lag er een familie leeuwen in, om en op het gras te luieren en staren naar al wat langskomt. Kinderen hoeven niet bang te zijn, ze kunnen er veilig op klimmen of tussen de klauwen een hutje bouwen. En ook al is er geen beweging in te krijgen; ze lijken het plein al wakend toch tot een veilige haven te maken. Het waren dan ook deze leeuwen die Marjolijn op het spoor zetten van het beeld dat deze tentoonstelling zijn naam leent: Wildkamperen. Een stoere leeuwin, fier staand, neus omhoog, staart gekruld, haar lichtbruine vacht in losse flarden leer van haar schouders en rug afhangend net als de lange rode hechtdraden die haar in model houden.

De uitstraling is krachtig, de eenvoud groot, het leer warm. Door de titel ontstaat de associatie met een tent, waarbij de losse lappen leer straks zomaar ineens als tentdoek en de rode draden als scheerlijnen kunnen dienen. Nog wat verder weg associerend beland ik in mijn hoofd zelfs bij het volk dat van origine in tenten leeft, de indianen, net zo bedreigd in hun woongebied als de leeuwen, veroordeeld tot reservaten op een continent waar echter nog nooit een leeuw geleefd heeft. Het zal het leer zijn en de hangende hoofdtooi van draden. Of dit een lijntje is waar Marjolijn zelf ooit aan gedacht heeft, weet ik niet, het doet er ook niet zo toe. Het is vooral van belang dat ook die associatie te maken is. Door deze éne kijker. Marjolijn biedt daartoe de ruimte met haar beelden, aan mij, maar vooral ook aan u. En aan die artistieke vrijheid valt zelfs in Nederland geen paal en perk te stellen. Kortom cultureel wildkamperen mag wel!

 

 

Catalogus 'Marjolijn Mandersloot', Edwin van Onna, 2008

 

In de artistieke verbeelding van Marjolijn Mandersloot lijkt volmaaktheid niet aan de orde. Haar dier- en mensfiguren zijn een voorbeeld van imperfectie. Overzware konijnen, opgepompte ezels en ruim geplooide honden en beren vormen een humoristisch antwoord op de maakbare wereld van dit moment. Het heersende ideaalbeeld van lichamelijke schoonheid prikkelt haar voortdurend het tegenovergestelde te onderzoeken. Door middel van een dubbelzinnige materiaalbeleving stimuleert ze ons na te denken over onze eigen identiteit. Plastic, leer, rubber, textiel of isolatieschuim; de beelden bestaan niet uit wat we denken dat we zien. Aandoenlijke zachtheid blijkt robuust brons of gepolijst aluminium.

Zo ook Stargazers, een familie beer- en konijnachtigen die uitgezakt bij elkaar staat en in onschuld bevangen is door de magische aantrekkingskracht van een sterrenhemel. De sullige figuren lijken veel te ruim in hun vel te zitten; hun huid is verworden tot een slordig aangetrokken overall of ruimtepak. Zijn de oren van de kop onderdeel van de muts of juist niet? Is de snuit misschien een masker? Het monochrome materiaalgebruik geeft de clue niet prijs.
De beelden laten het over aan de interpretatie van de beschouwer. Juist die grensvervaging tussen verbeelding en realiteit geeft het werk van Marjolijn Mandersloot een spannende en vaak ook geestige ondertoon. Stargazers is een sleutelwerk, het illustreert de toepassing van een nieuw materiaal: isolatiefoam dat met epoxyhars is verhard. De beelden lijken wel gedoopt in gekleurd suikerglazuur. De glinsterend fluwelen huid toont poreuze diepte en wekt de illusie van breekbaarheid. Latere beelden die hieruit voortkomen dragen dezelfde titel, maar hierin onderzoekt Mandersloot duurzamere verstijvingmogelijkheden. Het superlichte foam krijgt een bronzen vertaling wat een verrassend contrast tussen fysieke zwaarte en optische lichtheid teweegbrengt.

In dezelfde periode verkent ze de materiaaleigenschappen van plastic zakken. Er vinden experimenten plaats met allerlei diktes en kleuren. Soms wordt het plastic zichtbaar verwerkt, vanwege de transparantie of uitdrukkingskracht. In de met polystyreenparels gevulde Bodybags wedijveren de lichaams- en zakvorm met elkaar om de juiste interpretatie. In ander werk zijn de contouren van een plastic zak vooral vormscheppend en is het plastic vertaald in aluminium of brons. Het is de illusie van een plastic zak die Vondeling en Doggybag hun zinsbegoochelende kracht verleent. Is het een zak of een hondenfiguur? Het beeld roept verwarring op, maar wel met een lach. Zo blijkt het geknoopte tuitje opeens een hondenstaart. Bij Zwart Schaap zijn alle letterlijke verwijzingen naar het plastic verdwenen, hoewel het materiaal hier wel als uitgangspunt is gebruikt. Gezien de butsen en deuken waarmee dit gorillafiguur is vormgegeven, lijkt het beeld meer geboetseerd. De techniek past uitstekend bij het type dier: het belichaamt het ruwe en stoere karakter van een gorilla. Maar Marjolijn Mandersloot zoekt naar uitersten in betekenis: de titel Zwart Schaap dicht het beeld immers juist een kwetsbare persoonlijkheid toe.

Recent is ook een serie werk waarin huiden zijn verwerkt, maar ook hier geldt dat het materiaal niet is wat het lijkt. Uit koeienhuid worden bijvoorbeeld ezels samengesteld onder de toepasselijke titel Makeover. Een verwijzing naar het in de actualiteit veelbesproken thema van lichamelijke perfectie. Toch is het werk niet als maatschappijkritiek bedoeld. Marjolijn Mandersloot nuanceert vooral en betrekt ons op speelse wijze in de hedendaagse discussie. Ze zoekt daarbij niet naar gelijkenissen met de werkelijkheid. Door onverwachte ingrepen krijgen herkenbare materialen een extreme uitdrukkingskracht. De figuren van Makeover lijken bijvoorbeeld allerminst op echte of opgezette dieren; het ontbreekt de beelden namelijk aan realistische details. Maar gezichtsuitdrukking en karakter hebben de beelden wel degelijk, daarvoor zorgt de belijning van plooien en naden, of de stand van snuit en oren. Stikgarens zijn niet afgeknipt maar hangen als een sluier om de figuren heen en bungelen raadselachtig tot op de grond. Dit wekt de suggestie alsof de beelden nog niet af zijn en in staat van wording verkeren. In Wildkamperen heeft de onafheid nog extremere proporties aangenomen. De huid van het leeuwenfiguur lijkt wel binnenstebuiten gekeerd; ruwe stukken leer hangen als losse vellen vanaf de kop naar beneden. Of is het tentdoek en is de leeuw verstrikt geraakt in het opspannen van zijn eigen huid? Ook voor andere series geldt dat de materiaaluitdrukking een bepaalde transitiefase oproept. Beelden die zo licht zijn dat ze bijna kunnen zweven, of juist zo opgeblazen dat ze uit hun voegen lijken te barsten.

Door de jaren heen vindt bij Marjolijn Mandersloot steeds een wisselwerking plaats tussen vrij werk en opdrachten voor de openbare ruimte. Waar vrij werk alle ruimte biedt om met verschillende materialen te experimenteren, ‘dwingt’ de opdrachtsfeer haar te zoeken naar duurzamere oplossingen in brons, aluminium of polyester. Bovendien tracht ze de interactie met het publiek zo optimaal mogelijk te benutten. Juist de openbare ruimte daagt uit om dubbelzinnige gevoelens van herkenning en verwondering op te roepen bij bewoners en passanten. Door middel van schaalvergroting wordt het verrassingseffect versterkt. Tegelijk zorgt haar werk voor een mate van vertrouwdheid met een plek of eensgezindheid in een wijk. Wat het werk van Mandersloot zo sterk maakt, is dat de techniek geen trucje wordt. Het spel met materiaaluitdrukking is weliswaar leidend in haar verbeeldingsdrang, maar nooit zal ze toestaan dat de techniek haar in artistiek opzicht belemmert. Het gedreven onderzoek naar nieuwe materialen leidt tot een permanente ontwikkeling van haar oeuvre. Elk beeld geeft telkens weer aanleiding tot nieuwe invalshoeken, zonder dat ze de samenhang met het geheel uit het oog verliest. Zelfs het Zwarte Schaap krijgt in haar oeuvre een prominente plek.